Frederik Martinus (Roepnaam: Fred of Freek) Smit wordt geboren op 08 november 1935 in de Oranje Nassaustraat 12A te Overschie wat op 01 augustus 1941 is geannexeerd door Rotterdam. Dit verhaal werd geschreven door Patrick Smit waarvoor onze hartelijke dank.
Na de annexatie is op last van de Duitse bezetter de naam van de straat veranderd in Chalonstraat.
Fred is het 2e kind in het gezin van Martinus Smit en Maaike Reina Doolaard. Hij heeft een oudere zus genaamd Helena welke in 1929 wordt geboren in de Brederodestraat 35 te Rotterdam Spangen.
Zijn vader Martinus Smit is van beroep bootwerker en zijn moeder, Maaike Reina Doolaard, is huisvrouw.
Fred heeft geen gemakkelijke jeugd aangezien zijn moeder met vele psychische klachten kampt. Ze laat vaak de kinderen alleen, liegt, steelt en bedriegt.
Martinus en Maaike hebben vaak ruzie waardoor het kan gebeuren dat Maaike haar kinderen als het ware ontvoerd.
Fred wordt in maart 1939 na waarschijnlijk weer een ruzie door zijn moeder meegenomen naar een adres in Rotterdam: Middellandstraat 130A.
Na een aantal dagen wordt Fred daar opgespoord door zijn vader en meegenomen naar huis.
In mei 1940 breekt de 2e wereldoorlog uit waar Fred 2 gebeurtenissen zal meemaken waar hij het tot vlak voor zij dood nog over had.
De eerste gebeurtenis vind plaats op 04 september 1943. De corrupte NSB hoofdinspecteur van politie, Philippus Hendrikus Bruyn, verlaat in de ochtend per fiets zijn huis aan de Theodora Jacobalaan te Overschie om naar het hoofbureau te gaan in centrum Rotterdam. Philippus Hendrikus Bruyn neemt iedere dag een andere route naar het bureau omdat hij vreest voor zijn leven omdat hij weet dat hij een doelwit is voor het verzet.
Op die bewuste 4de september 1943 zit Fred naast zijn vader op de paardenwagen om hem te helpen met de distributie van voedselbussen.
Ze rijden op die ochtend in het Vroesenpark te Rotterdam achter naar nu blijkt Philippus Hendrikus de Bruyn de hoofdinspecteur van politie. Op een gegeven moment worden Fred en zijn vader gepasseerd door 2 mannen op een fiets met lange jassen aan. Deze 2 mannen fietsen hard door en op het moment dat ze Philippus Hendrikus de Bruyn hebben ingehaald halen deze 2 mannen een pistool uit hun zak en schieten inspecteur de Bruyn door het hoofd en Fred is daar op 7 jarige leeftijd getuige van. Na deze gebeurtenis spoort Martinus het paard aan om er als de wiederweerga vandoor te gaan aangezien de Duitsers niet vies zijn voor represailles ter plaatste.
De 2e gebeurtenis vind plaats in 1944. Fred zit weer naast zijn vader op de bok als ze door Overschie rijden op weg naar het centrum van Rotterdam. Op de Pieter Postlaan in Overschie passeren ze het gebouw van de Magdalena Stichting. Deze stichting bood destijds onderdak aan jonge ongehuwde moeders met hun kinderen. Op het moment dat zij de Magdalena Stichting passeren komt er een jong meisje van een jaar of 9 hard rennend en schreeuwend achter hun aan en smeekt hun om haar op de kar mee te nemen omdat ze wil vluchten uit de Magdalena Stichting. Martinus stopt de kar en verstopt het meisje onder een zeil tussen de voedselbussen. De vlucht van het meisje was niet onopgemerkt gebleven aangezien er korte tijd daarna enkele nonnen schreeuwend achter de kar kwamen fietsen en Martinus maanden om de kar te stoppen omdat ze het meisje naar de stichting wilden terugbrengen. Martinus weigerde dit en spoorde het paard aan om harder te lopen maar de nonnen weken niet. Helaas voor Martinus was er een 200 meter verderop een controlepost van de Duitsers waar zij met de machinegeweren in aanslag werden gemaand om te stoppen want de schreeuwende nonnen trokken natuurlijk de aandacht van deze Duitse militairen.
Door de oorlog kon Fred pas op zijn 9e jaar in 1945 naar de lagere school waardoor hij al 15 jaar oud was toen hij deze voltooid had in 1950.
Op 15 jarige leeftijd in 1950 besluit Fred, ingegeven door armoede, dat het beter is om werk te gaan zoeken en dat vind hij in de vorm van eerst de Binnenvaart en daarna de Internationale vaart.
Hij maakt op jonge leeftijd reizen naar verschillende landen in Europa: Engeland, Noorwegen, Duitsland en later vaart hij door de Middellandse Zee en het Suez kanaal richting het Verre Oosten waar hij landen aandoet als Hong Kong, Indonesië, de Filippijnen en Japan. Hij vaart in dienst van de rederijen van Ommeren en van Nievelt Goudriaan.
Fred is in 1953, 18 jaar als hij wordt opgeroepen voor militaire dienst. Hij wordt gestationeerd bij de Marine en wel het onderdeel duikboten. Dit onderdeel is gevestigd in de Waalhaven te Rotterdam.
Zijn verblijf in het leger verloopt met horten en stoten. Hij heeft het niet naar zijn zin en besluit een aantal keren om te deserteren waarna hij wordt opgepakt en straf moet uitzitten.
Tijden een vlootschouw van de Marine aan de Parkkade te Rotterdam leert hij zijn vrouw, Johanna Hartwig, kennen. Hieronder de trouwakte en een foto van zijn vrouw Johanna.